14. Willem van Esteren (Escharen)
uit: Esters Heem (Heemkunde Escharen) “Het geslacht van Cuijk” door Ger Graat
De naam “Willem van Esteren” spreekt al jarenlang tot onze verbeelding, Regelmatig krijgen wij vanuit “Esteren” dan ook de vraag: Wie was Willem van Esteren nu eigenlijk?
Het is een hele zoektocht geworden waarbij verschillende bronnen geraadpleegd zijn. Niet alle bronnen komen met dezelfde feiten. Er zijn en blijven dus nog steeds veel vragen onbeantwoord. Maar de feiten die we tot nu toe boven tafel hebben, willen we graag met u delen.
Willem van Esteren was een edelman en een telg uit het belangrijke geslacht, de “Heren van Kuyc”. Er blijken zelfs meerdere Heren van Escharen geweest te zijn, waaronder zelfs twee Heren die zich Willem van Esteren mochten noemen. Om iets meer over Willem van Esteren te kunnen vertellen, moeten we dus eerst iets weten over de Heren van Cuijk. Hieronder leest u er meer over.
De heren van Kuyc zijn tot 1400 in het land van Cuijk de machthebbers geweest. Al in de 11e eeuw was er sprake van een Heer van Cuijk. Deze woonde in het kasteel (een motteburcht) van Cuijk. Hun voornaamste allodiale bezittingen, d.w.z. vrij-eigen goederen, lagen echter in hoofdzaak in de Tielerwaard. De van Cuijk’s hadden in de Betuwe veel grond in bezit en hebben daar bij Beesd in 1129 een Norbertijnen Klooster, Mariënweerd, gesticht. Hier in het Land van Cuijk werden er door verschillende edelen goederen geschonken aan dit klooster. In Escharen, op Hal, kwamen zo vier boerderijen in eigendom van Mariënweerd. Deze zogenaamde abdijboerderijen waren: Hof op Hal, de Schaapsdijk, de Logt en de Zandvoort.
Door de moord op Floris de Zwarte in 1133 door de Heren (Godfried en Herman) van Kuyc veranderde er veel. De Heren werden verbannen naar de Betuwe en bij wijze van wraak werd hun kasteel te Cuijk geheel verwoest en werd er in het land van Cuijk zwaar geplunderd en gemoord.
Na terugkeer uit hun verbanning, rond het jaar 1137, besloot Herman van Cuijk zijn kasteel weer op te bouwen, echter niet op dezelfde plaats. Zijn keuze viel op een lege zandheuvel, die verder stroomafwaarts op de linker Maasoever lag en door moeras werd omgeven. Rondom deze nieuwe burcht ontstond een nederzetting die Grave ging heten. Deze zou later uitgroeien tot vestingstad en hoofdstad van “den Lande van Cuijk”
HEERLIJKHEID ESCHAREN
Het land van Cuijk omvat het gebied tussen Maas en Peel vanaf Maashees tot Grave. Het adellijk geslacht van Malsen kreeg het omstreeks het jaar 1050 in leen van de Duitse keizer Lotharius en noemde zich naar dit “van Cuijk”. In het Land van Cuijk waren enkele uitzonderingen, deze gebieden werden “Heerlijkheden” genoemd. Heren gaven namelijk wel eens een stukje eigen gebied in leen aan familieleden. Zo werd Escharen, waarschijnlijk rond het jaar 1221, een eigen Heerlijkheid. De eerste Heer van Escharen die we in de boeken vinden is ridder Albert van Cuijk,
Het bezit van een Heerlijkheid is iets anders dan het bezit van grond. Het bezit van een Heerlijkheid gaf de eigenaar slechts bepaalde rechten. Met “Heerlijkheid” werd dan het gebied aangeduid waar die rechten betrekking op hadden. Dit noemt men vaak de Heerlijke rechten: jacht-, pacht-, en visrecht plus beheer van wegen en waterwegen. Deze zorden dus voor “Heerlijke inkomsten” zoals molengebruik (recht van de wind), hoeven, renten, cijnzen, pachten (van land en water), het heffen van tollen en tienden.
De bewoners van een Heerlijkheid hadden dus verplichtingen aan de Heer. Baten bestonden gewoonlijk uit een deel van de opbrengst van het land. Vaak waren dat eerst producten in natura (bijvoorbeeld een gemaal rogge) later werd de tegenwaarde in geld gegeven. Gewoonlijk bedroegen deze verplichte betalingen ca. 10% van de opbrengst, vandaar dat men van “tienden” sprak. Bij deze verplichtingen konden ook herendiensten behoren (bepaalde tijd werken op het land van de Heer) en soms ook inzetbaar zijn ter verdediging van haard en goed tegen vreemde overvallers.
Tot welk jaar Escharen een Heerlijkheid geweest is, is niet helemaal duidelijk, Waarschijnlijk is het gebied na de door van Heer Willem II van Escharen in 1308 overgegaan naar het bezit van Jan II van Cuijk.
HET GESLACHT “VAN CUIJK”, HEREN VAN ESCHAREN
Heer Albert van Escharen
Hendrik II van Cuijk werd in het jaar 1204 door zijn zoon Albrecht (Albert) opgevolgd (geboren ± 1160, overleden 1233) Albert was heer van Cuijk en Grave, Herpen, Escharen, Asten en Merum. Ook was hij burggraaf van Utrecht. Hij trouwde met Hadewich van Meerheim en kreeg 6 kinderen. Onduidelijk is nog wanneer deze Heer Albert van Cuijk de Heerlijkheid Escharen in zijn bezit heeft gekregen, waarschijnlijk rond het jaar 1221.
Heer Willem I van Esteren
Willem van Esteren trouwde omstreeks 1230 met Beatrix van Diest, zij kregen 4 kinderen: Arnold, Beatrix, Willem en Aleidis. Deze Willem I was de 2e zoon van Albert van Cuijk. Vader Albert stierf in 1233 en hij verdeelde de verschillende heerlijkheden die hij bezat onder zijn drie zonen. De oudste zoon, Hendrik III van Cuijk, kreeg Cuijk en Grave, Merum en de helft van Asten. Willem I van Cuijk kreeg, Escharen en de andere helft van Asten. Zoon, Rutger van Cuijk, kreeg Herpen. Willem I was van 1233 tot aan zijn dood in 1240 Heer van Escharen en half Asten.
Heer Arnold van Esteren
Arnold van Esteren was een edelman en de oudste zoon van Willem I van Esteren. Arnold volgt zijn vader als Heer van Escharen en half Asten op. In de geschiedenis van Asten staat hij in 1282 nog ook als Heer te boek.
Op 13 april 1282 leggen de schepenen van Helmond schriftelijk vast dat de abdij van Postel haar eigendommen in Asten ruilt met “Arnoldus de Escheren”. Het klooster breidt zo zijn eigendommen in Lierop en Hersel uit, want daar lagen de te ruilen bezittingen van Van Escheren. Bij de kloostereigendommen in Asten die Arnold verwerft, gaat het om landerijen en opbrengsten in de vorm van tienden en cijnzen.
Verder weten we weinig van Arnold van Esteren. Hij trouwt met een voor ons onbekende vrouw en krijgt in ieder geval een dochter, Beatrijs, genaamd. Na zijn overlijden wordt hij opgevolgd door zijn broer Willem II
Heer Willem II van Esteren
Willem II van Esteren was een edelman en een zoon van Willem I van Esteren. Hij volgde zijn broer Arnold na diens dood op als Heer van Escharen en half Asten. In Heerlijkheid Asten tekent hij in 1306 een document met zijn titel: “Wilhelmus miles, dominus de asten et de Escheren” Ook in Escharen komt zijn naam voor als getuige op een schenkingsakte in het jaar 1308. Hij ondertekent deze akte als “Wilhelmus miles, dominus de Eyscheren”. Wat we kunnen vertalen als: Ridder Willem, heer van Escharen.
Deze Willem wordt meestal bedoeld als we spreken over Willem van Esteren.
In het najaar komt zijn neef en tijdsgenoot Jan I van Cuijk te overlijden en ook Willem II schijnt in 1308 te sterven. In ieder geval wordt de Heerlijkheid Escharen opgeheven (verkocht?) en Escharen hoort dan gewoon weer bij het Land van Cuijk
Heer Jan I van Cuijk
Jan I van Cuijk (1230-1308) was een edelman, ridder en diplomaat. Hij was de zoon van Hendrik III van Cuijk. Hij was Heer van Cuijk van 1254 tot 1308, Jan I was de belangrijkste Heer van Cuijk, hij was ook Heer van Grave en Heer van Asten. Hij verbleef meestal op zijn kasteel te Grave, maar als ridder moest hij regelmatig vechten voor hertog Jan I van Brabant tegen de Geldersen en het bisdom Keulen. Hij stichtte in 1290 in Grave het St. Catharina-gasthuis en onder hem werd de St. Elisabethkerk in 1308 tot kapittelkerk verheven.
In 1285 liet hij de stad Grave versterken in verband met de dreiging die uitging van het gebied van Gelre aan de overzijde van de Maas. Hiermee werd de grondslag gelegd voor de latere vestingbouw die een sterke stempel op de geschiedenis van Grave en omgeving gedrukt heeft. Voor de plaatselijk bevolking heeft Jan I veel betekend, omdat hij vlak voor zijn dood in 1308, 7000 ha woeste grond ter beschikking stelde van dorpelingen en boeren in de omgeving, die deze konden gebruiken om er kudden op te laten grazen en plaggen te steken voor de potstal. Dit vrije gebruik van de “gemeijne” gronden was van grote betekenis voor de minder gegoeden. Zij mochten nu voor hun vee de uitgestrekte gronden gaan gebruiken.
Jan I van Cuijk was een neef van Willem II van Esteren.
Na de dood van Jan I van Cuijk werd hij opgevolgd door zijn zoon Jan II van Cuijk. Van deze Heer van Cuijk weten we dat hij in Escharen verschillende gronden en goederen in zijn bezit had. We vonden in het archief van de Kartuizers uit 1313 een akte waarin hij de goederen Ten Molenlaer en Ter Heyden in Hall verkoopt.
Jan II komt in 1319 te overlijden en hij had geen wettige kinderen en zijn broers waren reeds overleden. Hij wordt daarom opgevolgd door zijn oom, de broer van zijn vader (Jan I), Heer Otto van Cuijk (1270-1350)
Het geslacht Van Cuijk verliest uiteindelijk steeds meer invloed. Ze hadden het Land van Cuijk in leen, eerst van de Duitse keizer, later van de Hertog van Brabant. In het jaar 1400 draagt Johanna, vrouwe van Cuijk, het Nederambt in leen over aan de Hertog van Gelder en enkele jaren later ook het Overambt. Langzamerhand verloren de Heren van Cuijk zo het leenheerschap over de meeste dorpen. Dit betekende het einde van de “heerschappij” van het geslacht van Cuijk over de stad Grave en het Land van Cuijk.
We weten niet zeker of de Heren van de Heerlijkheid Escharen, ook daadwerkelijk in Escharen gewoond hebben. Maar het is wel aannemelijk. Willem I en Willem II waren behalve Heer van Escharen ook Heer van half Asten. Uit de geschiedschrijving van Asten blijkt dat ze daar niet gewoond hebben. Als we er dus van uitgaan dat ze in Escharen gewoond hebben dan zou dat zeker op een grote hoeve moeten zijn geweest. Het waren tenslotte rijke edelen uit een invloedrijk geslacht. Met die gedachtengang kom je al snel uit op “Huize de Bolt”, temeer dat door overlevering van verhalen er al heel lang over gesproken wordt dat daar ooit Willem van Esteren gewoond zou hebben.