24. Henric van Stakenborch

Henric van Stakenborch legde op 27 juli 1407 een getuigenis af voor de schout van Peelland, Rutgher van den Broecke, en noemde zich toen voertijts scoutheit van Dorne. Daarmee is hij de oudst bekende schout van Deurne. Het is niet bekend in hoeverre er een relatie is tussen hem en het goed Stakenborch.

Op 26 oktober 1358 bezegelde ene Henric van Stakenborch, genoemd als leenman van de heer van Echternach, een oorkonde.
In 1368-1369 is bij een overdracht van de tienden van Vlierden ook sprake van ene Henrick Stakenborch, zoon van Mathijs van Boescot. Deze Henrick Stakenborch ontving in de periode 1376-1383 van zijn vader de hoeve te Boeschot.
Op 27 december 1380 pachtte Henrick Stakenborch van Bergelen van heer Dirc Rover voor een periode van zeven jaar het goed te Bergelen in de parochie Deurne.
Het is niet onmogelijk dat de voormalige schout van Deurne identiek is aan de Hendrik Stakenborch die in 1379 genoemd wordt als schepen van Helmond.

Op 5 juni 1393 waren in die kapel de twee geestelijken Zigerus van Vlierden en Wilhelmus Bras met de heer Reynerus van Ravenecker aanwezig bij een voor Meijel interessante overdracht.  De edele heer Henricus Stakenborch van Bergelen had hen als getuigen uitgenodigd, zodat de overdracht officieel op schrift gesteld zou worden. Henricus verklaarde daar dat hij bij gelegenheid van het huwelijk van zijn wettige dochter Jutta met Johannes van Beeregghen van Helden een schenking deed. Hij gaf aan dochter Jutta de helft van een mansus, genaamd Cleijn Meijel of Luttel Meijel. Vroeger behoorde deze mansus aan Arnoldus van Bergelen en in 1368 een andere deel van Luttel Meijel aan Dirck van Beirgulen. Henricus gaf niet de hele mansus, want de niet geschonken helft verkocht hij aan dochter Jutta.