37. Heerlijkheid Asten

door V.A.M. de Kort, 1978

De voormalige heerlijkheid Asten, waartoe ook het kerkdorp Ommel behoorde, is gelegen in het zuid-oosten van de provincie Noord-Brabant aan de westrand van de Peel. Even ten westen van Asten stroomt de Aa, waaraan de gemeente waarschijnlijk zijn naam dankt. Asten zou dan betekenen stenen huis aan of bij de Aa.

Dit stenen huis of kasteel van Asten, dat nu een ruïne is, heeft lange tijd tot woonverblijf gediend van de heren en vrouwen van Asten. In 1432 wordt er voor het eerst melding van gemaakt. * 
Na 1836, toen het niet meer werd bewoond, raakte het in een bouwvallige toestand. In de dertiger jaren van de vorige eeuw vond een algehele restauratie plaats. Het herstelde kasteel heeft niet lang in volle glorie mogen prijken; bij de oorlogshandelingen in het najaar van 1944 werd het vrijwel geheel verwoest. * 
Blijkens de archieven van de abdij van Postel behoorde de heerlijkheid in het begin van de 13e eeuw aan de heren van Cuijk. Albertus, heer van Cuijk, stond in 1221 zijn helft van het collatierecht van de kerk van Asten aan de abdij van Floreffe bij Namen af ten behoeve van de broeders en zusters van Postel. *
In het midden van de 13e eeuw werd de heerlijkheid door het huwelijk van Beatrix van Cuijk in het geslacht van Stakenborch gebracht. * 
Toch bezaten ook de heren van Cuijk nog in 1358 rechten te Asten, hetgeen blijkt uit een charter, aanwezig in het archief van de Nassause Domeinraad, waarbij Johannes, heer van Cuijk een erfrente uit de villa Asten aan zijn zwager schenkt. * 
Een kleinzoon van Beatrix van Cuijk, Hendrik van Stakenborch werd monnik in de abdij van Floreffe en verkocht de heerlijkheid Asten aan Johanna, hertogin van Brabant. Deze en haar echtgenoot Wenceslas van Bohemen gaven op 4 september 1362 de heerlijkheid in leen aan Pieter Coutereel, schout in Leuven. * 
In de loop der eeuwen ging de heerlijkheid vele malen in andere handen over, hetzij door vererving, hetzij door koop. De heren van Asten bezaten vele rechten, zoals blijkt uit de akte van overdracht van de heerlijkheid van 10 juli 1754. Daarin worden genoemd hoge, middelbare en lage jurisdictie, recht van de jacht, visserij en houtschat, lenen, gruit, wind- en watermolen, tienden, cijnsboek, aanstelling van drost, secretaris, schepenen, burgemeester, kerk- en armmeesters, vorster en ondervorster, laatbank en griffier hiervan over het Dominiaal.