48. Drs. Eleonore Françoise Stakenburg-Mees 1919-2000

door Ludo Pieters

'Het was een vrouw. Het schip dat zij bevoer kwam langzaam stroomaf door de brug gevaren. Zij was alleen aan dek, zij stond bij 't roer
En wat zij zong hoorde ik dat psalmen waren. O, dacht ik, o, dat daar mijn moeder voer. Prijs God, zong zij, Zijn hand zal u bewaren.'
Leonoor Stakenburg-Mees hield van Nijhoff, een dichter naar haar hart. Zoals de vrouw op het schip, zo ging zij door het leven. Zij was een sterke en gelovige vrouw.
Leonoor werd op 13 september 1919 geboren in het ouderlijk huis aan de Javastraat nr. 8, één van de huizen, oorspronkelijk met Venetiaanse loggia's, met uitzicht op de Nieuwe Maas. Als kleuter werd zij soms over de heg van de kleine tuinen aan de Westerkade getild om met haar nog kleinere buurjongetje te spelen. Zij was het oudste kind van Emmy van Stolk en Jacob Mees. Van haar moeder erfde zij het Godsvertrouwen en de bewondering voor Albert Schweitzer, van haar vader de humor, de originaliteit en de aandacht voor het detail. Al in 1928 verhuisde het gezin Mees-van Stolk naar Schoonoord in de Muizenpolder tussen de Parklaan en de Westzeedijk. Dat was een ware lusthof, waar Leonoor een zeer gelukkige jeugd had en waar zij haar liefde voor de natuur, de planten en de bloemen volop kon ontwikkelen. Voor haar werd, zoals voor vele bewoners van het 'Oude Westen', de lagere school de Rotterdamse Schoolvereniging en de middelbare opleiding het Erasmiaans Gymnasium, dat zij gemakkelijk bleek aan te kunnen. In latere jaren gaf zij heel kort slechts geschiedenis aan haar oude school en bij het 600-jarig bestaan van het Erasmiaans Gymnasium gaf zij nog een les over de zin van geschiedenis.Trouw aan het verleden was één van haar vele goede eigenschappen. Haar academische studie voltooide zij in Utrecht onder leiding van de hoogleraren Geyl (geschiedenis) en Vogelsang (kunstgeschiedenis). Zij heeft toen een aantal excursies naar Italië en Frankrijk onder hun leiding meegemaakt die de basis legden voor haar latere reisleiderschap van de Academische Reizen. Dat stuurmanschap langs de kunstschatten van Europa en elders heeft zij later zelf een aantal jaren in praktijk gebracht. In 1947 overleed haar begaafde en geliefde moeder en moest zij de zorg voor het gezin op zich nemen. Daarmee kwam toen ook een voorlopig einde aan haar leiderschap van de Vrije Jeugdkerkkampen in Vrouwenpolder in Zeeland. In de vijftiger jaren, in 1953, werd zij door koningin Juliana gekozen als verzorgster van de twee oudste prinsessen, Beatrix en Irene. Zij behield goede herinneringen aan die periode die in 1955 eindigde toen zij in dat jaar trouwde met dr. Arnold (Ab) Teychiné Stakenburg, algemeen secretaris van de Scheepvaart Vereniging Zuid. Op de receptie in de zonovergoten tuin van Schoonoord kwam koningin Juliana haar zelf gelukwensen. Het echtpaar betrok het oude tuinhuis in het midden van Schoonoord. Hun dochter Ems Teychiné Stakenburg werd geboren. Het huwelijk bleef echter niet lang in stand. Twee sterke uitzonderlijke persoonlijkheden met gelijkgerichte belangstellingen konden elkaar in het huwelijksleven niet vinden en gingen uiteen. Toch bleven zij met elkaar op goede voet en hoogtijdagen werden gezamenlijk gevierd. Het was merkwaardig - een typische uitdrukking van Leonoor - dat Ab met zijn rhetorische talent zijn gehoor aan zijn voeten kreeg maar Leonoor met haar enigszins slordige maar ontwapenende voordracht het hare ook. Velen hebben genoten van haar cursussen en lezingen voor de Volksuniversiteit in Rotterdam. Door haar moeder kwam Leonoor in aanraking met deze oer Rotterdamse instelling. Zij heeft er gedurende vele jaren cultuurgeschiedenis gegeven. Haar grote liefde en belangstelling gingen uit naar de kunst van de geschiedenis en de geschiedenis van de kunst. Uit de boeken die zij las en op de vele reizen die zij maakte, hamsterde zij ontelbare schatten, die door haar echter niet veilig werden opgeborgen maar onbekrompen werden uitgedeeld. De reikwijdte van haar belangstelling was enorm: de Brontë-zusters, Emily Dickinson, Sint-Petersburg, de barok in Duitsland, musici en schrijvers langs de Rijn, Lord Byron, het Keltische Ierland en Jeanne d'Arc - om maar enkele onderwerpen te noemen — kwamen in zeer verzorgde inleidingen terecht. Uiterste zorg besteedde zij ook aan de syllabi die voorafgaand aan de lezingen werden uitgedeeld. Daarin uitte zich haar perfectionisme, een eigenschap die bij haar niet direct voor de hand leek te liggen. Doceren, lesgeven en proberen alles zo duidelijk mogelijk te maken, lagen haar uitstekend. Heel wat jaren werkte zij ook mee aan de Educatieve Dienst van Museum Boijmans Van Beuningen. Door een nieuwe directeur van het museum werden de rondleidingen echter geschrapt. Misschien ging het wel een beetje te ouderwets. In weerwil van haar stralende verschijning had Leonoor ongetwijfeld ook iets prims. De muziek had haar grote liefde. Zij kon goed zingen en dat deed zij met hart en ziel. Het Kralings Vrouwenkoor had een goed (bestuurslid aan haar. Bij de dankdienst in de Hoflaankerk die voorafging aan de begrafenis zong het koor uit de 'Quattuor Cantica Sacra' van Albert de Klerk. Typerend voor haar merkwaardige behoefte aan volledigheid, aan het ontdekken van samenhangen, was bijvoorbeeld dat toen zij een lezing over Jeanne d'Arc aan het voorbereiden was ook de muziek uit die tijd haar aandacht kreeg. Een contemporaine canon 'Orleans et Beaugency, Notre Dame de Cléry' uit Vendome liet zij zingen in de kampen van de Vrije Jeugdkerk. Haar opmerking was toen: 'Wat grappig, he? Alleen jammer van die majeur, het is mooier - en beter in mineur!' Vele jaren gaf zij leiding aan deze kampen en genoot daarvan. In de caleidoscoop van haar vele en veelkleurige activiteiten worden ook nog andere patronen zichtbaar. Heel belangrijk was haar sociale bewogenheid. In de jaren na de Tweede Wereldoorlog werkte zij in New York in een doorgangshuis voor moeilijk opvoedbare meisjes. Een jaar lang was zij als verpleegster verbonden aan het ziekenhuis van dr. Albert Schweitzer in Lambarene. Het was zwaar werk in de tropen maar zij had een goede opleiding gehad tot zuster in de Johanniter Orde in het voormalige Diaconessenhuis in Rotterdam. Grote bewondering had Leonoor voor de markante figuur van dr. Schweitzer. Zij deed ook schrijfwerk voor de grote man, waarna hij goedkeurend zijn naam eronder zette. Vele jaren later was zij bestuurslid van het Albert Schweitzer Fonds in Nederland. Het is kenmerkend voor haar dat zij zich de noden en behoeften van de zwakkeren in de maatschappij gedurende haar hele leven heeft aangetrokken. Terug naar de cultuur, de kunst en het reizen. Het reisleiderschap van de Academische Reizen die zij steeds heel zorgvuldig voorbereidde, was voor haar een levensvervulling. Haar reisgenoten bewaren er de meest boeiende herinneringen aan. Er werd vooral in Italië en Frankrijk maar ook elders veel gereisd.
Leonoor was ook lid van het Historisch Genootschap 'De Maze'; in deze kring hield ze twee voordrachten: over koningin Sophie, de eerste vrouw van koning Willem III, en over 'Een hernieuwde kennismaking met Bilderdijk. De negentiende eeuw had haar speciale belangstelling. Vermeldenswaard is nog haar voorzitterschap van de Stichting Schoonoord, eigenares van het gelijknamige park. Alsof zij tot op hoge leeftijd niet al genoeg hooi op haar vork had genomen. Altijd actief, altijd bezig, ook altijd sportief. De watersport bleef zij trouw tot het niet meer kon. Om beurten als stuurvrouw van een wherry van de Koninklijke Roei- en Zeilvereniging 'De Maas' maakte zij vele tochten mee en doorstond vaak wildere wateren op de rivier dan de vrouw die op haar schip bij Bommel de Waal kwam afzakken toen Nijhoff haar zag. Bij de dankdienst voorafgaande aan haar begrafenis, geleid door ds. Foppe Oberman in de Hoflaankerk, waren zeer velen aanwezig om afscheid te nemen van deze heel bijzondere persoonlijkheid. De liturgie had Leonoor tot in alle details geregeld. Zelf besloot zij ook dat met de medicatie gestopt moest worden toen het einde nabij was. Een bescheiden vrouw met enorme wilskracht, energie, eruditie en bovenal een warm hart is heengegaan. Wij allen zullen haar erg missen.